Haakse bochten in de levensloop van Steven de Jong
In de 3e editie van Lichtspoor (het uitdeelblad van IZB) in 2020 stond een interview met onze ouderling Steven de Jong.
‘Iets verloren-zoon-achtigs zit ook in mij’, zegt Steven de Jong (67).
Lang geleden, pakte hij in zijn Friese geboortedorp Minnertsga zijn fiets, hij zei zijn ouders gedag en verdween om voorlopig niet terug te keren. Het zou niet de laatste haakse bocht zijn in zijn levensloop.‘
Het was vrijheidsdrang. Het kleine dorp, de beschermde omgeving, de gezapigheid – ik wilde eruit losbreken. Ik moest tot mezelf komen, met vallen en opstaan mijn eigen weg in het leven vinden. Dus vertrok ik met mijn rugzak, zonder te weten waarheen of voor hoelang. Ik weet nog dat ik bij het verkeersbord Franeker dacht: Dit klinkt nog vertrouwd, ik kán nog terug...’
Maar Steven trapte vastberaden verder. Sneek, Heerenveen, Wolvega. Hij sliep in jeugdherbergen en trok het land door. Voorbij Utrecht ging het, richting Dordrecht. ‘Daar stond ik in dubio: zou ik richting Zeeland gaan, of naar Limburg, of toch via Amsterdam en Den Helder terug? In Hendrik-Ido-Ambacht vroeg iemand me: ‘Wil jij wel werken?’
Maar nee, dat was niet het probleem. Ik was opgeleid als machinebankwerker en had al jaren werkervaring in de fijnmetaal. Toen ik in Rotterdam aankwam, besloot ik toch mijn licht eens op te steken bij het arbeidsbureau en tot mijn verrassing kon ik meteen aan de slag, als draaier bij een automatenfabriek in de Spaanse Polder.’
Zo komt een Fries in Rotterdam terecht. Steven vond een kamer aan de Van Slingelandtlaan en begon zijn inburgering in het stadsleven. ‘En in de kerk. Het geloof is een rode draad in mijn leven. Niet dat dat mijn verdienste is, ik bén vastgehouden, zo ervaar ik dat. In militaire dienst had ik eens een avondmaalsdienst bijgewoond, ik wilde het heel graag meevieren, maar ik vond dat ik eerst belijdenis moest doen... Kort daarna heb ik dat toen - na een gesprek met de predikant van de Gereformeerde kerk in ons dorp - alsnog gedaan.Als kersverse Rotterdammer ging ik naar de Nassaukerk. Daar werd ik al snel als gast ‘ontdekt’ in een gezin waarvan de vrouw des huizes Friezin was. Ze was als een moeder voor me. Ik voelde me ook daardoor snel thuis. Ben er nog een tijd jeugdouderling geweest.
Weg
Drie jaar werkte ik bij dat bedrijf in Rotterdam toen ik op een maandag, het was 10 november, een innerlijke stem hoorde....nee, het was meer een gevoel: ‘Je moet hier weg’. Twee uur heb ik er mee rondgelopen, toen heb ik tegen de boekhouder gezegd: ‘Ik ga weg’. Ze zullen vast gedacht hebben dat ik ontwikkelingswerk zou gaan doen, want daar sprak ik in die tijd vaak over; ik had naar de Filipijnen gekund, maar ik durfde niet.... Ik zegde mijn baan op, zonder vastomlijnd plan. Ik had geen ander werk. Twee jaar heb ik zonder inkomen gezeten; ik deed vrijwilligerswerk, ik bezocht mensen, werkte in een evangelische boekhandel. Na verloop van tijd begon het toch weer te kriebelen. En geloof het of niet, maar wéér op 10 november, exact twee jaar nadat ik mijn baan had opgezegd, werd ik koster van de Oranjekerk.
Talent
Daar heb ik mijn levensvervulling in gevonden. Mijn technische achtergrond kwam daarbij goed van pas. Uiteindelijk ben ik tot aan mijn pensionering werkzaam geweest in de kerk, in totaal 29,5 jaar. Dit is mijn roeping, anders had ik het nooit volgehouden. Het is een rijkdom, als je dat mag ervaren. Gastvrij zijn, bescheiden dienstbaar zijn, sfeer scheppen, dat ligt mij wel, dat is het talent dat ik ontvangen heb. Ik heb er altijd voor gewaakt dat ergernis aan mensen nooit de boventoon zou gaan voeren.
Met dankbaarheid zie ik op het werk terug. Omdat het mijn roeping was, keek ik niet op een uurtje extra. Een paar keer heb ik jubilea mogen vieren en mijn afscheid was een mooi slotakkoord. Op zulke momentenmerk je dat je werk gewaardeerd wordt. Dat is belangrijk hè, dat je dat af en toe te horen krijgt.’Sinds mijn pensioen heb ik meer tijd om boeken te lezen. De laatste tijd ben ik verslingerd aan Kierkegaard. Maar ook iemand als Kohlbrugge lees ik graag hoor. En Thomas à Kempis, John Bunyan, Dietrich Bonhoeffer.
Bij elke levensfase had ik zo mijn favoriete schrijvers.Het leven is een zoektocht naar vervulling van de leegte die ieder mens diep van binnen voelt. Kijk naar jongelui die de leegte proberen te vullen met hun apparaten, hun muziek. Ik geloof dat we zo geschapen zijn dat de leegte alleen door de Ander kan worden gevuld. Alleen God kan onze diepste eenzaamheid opheffen.
Van levensbelang
In de dertig jaar waarin hij als koster werkzaam was, maakte Steven de kaalslag van de kerk in de grote stad van nabij mee. ‘Ik heb de vergaderingen meegemaakt waarin de vraag werd gesteld wanneer de laatste hier het licht zou uitdoen. Een hard gelag voor de ouderen die hun hele leven lid zijn geweest. Ze zijn hier gedoopt, getrouwd, hebben hun ouders vanuit deze kerk begraven. Gelukkig heeft de Oranjekerk net op tijd een doorstart kunnen maken, als pioniersplek van de Protestantse Kerk in Nederland. Dankzij ander-soortige diensten en nieuw missionair elan komen er nu weer meer mensen in de kerk. Ik juich die nieuwe ontwikkeling erg toe; ook al begrijp ik de pijn van de ouderen. De kerk is toch het hart van de wijk, alsof het een dorp is in de stad. Een bloeiende geloofs- gemeenschap is van levensbelang.
’Een paar jaar geleden zat ik weer eens op de fiets in de buurt van Minnertsga en ik dacht: stel nu, dat ik hier weer woon.... Het was even alsof ik niet was weggeweest. Maar om nu, na mijn pensionering, terug te gaan naar Friesland? Geen denken aan. Dan zou ik daar kluizenaar worden, afgezonderd van alles en iedereen. Nee, ik mag hier in de stad van betekenis zijn, hier heb ik een netwerk, ik doe bezoekwerk. Maar we lopen altijd het risico dat we zelf onze plannen maken. Ik wil ontvankelijk in het leven staan. Als ik weer een stem hoor die zegt: ‘Ga!’, dan ga ik.’